Beleggen in biodiversiteit: “Tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren”
De wereld verliest biodiversiteit in een alarmerend tempo. Een miljoen soorten worden met uitsterven bedreigd, met gevolgen voor voedselzekerheid, klimaat en economie. Toch biedt deze uitdaging ook kansen: biodiversiteit begint zich te ontwikkelen tot een serieuze beleggingscategorie, waarin natuurlijke prestaties meetbaar én beloonbaar worden. Dat is goed nieuws — want als we natuur willen beschermen, moeten we haar ook kunnen waarderen.
Recent onderzoek laat zien dat er wereldwijd al tientallen marktmechanismen in ontwikkeling om biodiversiteit financieel te onderbouwen. Van conservation easements in de VS tot biodiversiteitscredits in Australië en het VK: overal ontstaan markten die ecologische prestaties koppelen aan verhandelbare eenheden.
Die eenheden zijn volop in ontwikkeling. Zo zijn er bijvoorbeeld Natural Capital Units (NCU’s) — waardemodellen die natuurkapitaal in economische termen vatten — en Verifiable Nature Units (VNU’s), een nieuw type resultaatgebaseerde credit. VNU’s representeren bijvoorbeeld één hectare hersteld ecosysteem, geverifieerd via meetindicatoren zoals vegetatiedekking, soortendiversiteit of bodemkwaliteit. Twee grotere verificatie en meet-instellingen, Verra en Plan Vivo, hebben in 2024 standaarden gelanceerd. Bij Verra loopt er sinds april 2025 een pilot met meerdere, verschillende projecten, verspreid over meerdere landen. Het World Economic Forum heeft in mei 2025 in samenwerking met de Biodiversity Credit Alliance en het International Advisory Panel on Biodiversity Credits een white paper uitgebracht met principes waarop een succesvolle biodiversity credit markt georganiseerd zou moeten worden.
Maar hoewel er veel gebeurt, is het speelveld nog jong. Vooral bij vrijwillige biodiversiteitsmarkten is de vraag onzeker: bedrijven willen wel bijdragen, maar weten vaak niet wat ze precies kopen. Een uniform meetsysteem zoals “ton CO₂” bij klimaat ontbreekt nog in biodiversiteit. Dit gebrek aan standaardisatie remt marktgroei en daarom is de ontwikkeling van betrouwbare, verifieerbare metrieken essentieel.
Toch mogen deze onzekerheden geen excuus zijn voor stilstand. Zoals Johan Cruijff al zei: “Als je niet schiet, kun je niet scoren.” Vanuit een klassiek (rendement-risico-kosten) beleggingsperspectief zijn er sowieso al goede, diversifierende biodiversiteitsinvesteringen beschikbaar. Biodiversiteitsverlies wacht niet op perfecte (meet) systemen. Net als bij de opkomst van carbon credit markets, zullen methodes pas verfijnen en standaardiseren als we beginnen met handelen.
De ontwikkeling van biodiversity credits is daarbij een belangrijke stap. Het is een poging om biodiversiteitsimpact concreet, schaalbaar en verhandelbaar te maken. Daarmee kunnen investeerders biodiversiteit opnemen in hun portefeuilles en bijdragen aan doelen zoals de ‘30×30’-belofte uit het Global Biodiversity Framework.
Zoals Kant al stelde: “Wie het doel wil, moet ook de middelen willen.” Wie een natuurpositieve economie nastreeft, moet investeren in meetbaarheid, betrouwbaarheid én financiering. Dat vraagt om lef, samenwerking en nieuwe structuren. Maar de beloning is groot: een wereld waarin natuur niet alleen behouden blijft, maar ook rendeert. Voor mensen, voor planeet — en voor beleggers. Laten we droom en daad bij elkaar voegen ook al zijn er nog praktische bezwaren.